Historiek
Het ontstaan van de BVVVH
Het artikel ‘Een koningssport: de valkerij’ sprak mij op een bijzondere manier aan. Het was toen moeilijk om iemand te vinden die dezelfde passie deelde. Zonder aarzelen deed ik navraag bij de AOB en zo kwam ik in contact met de auteur, Norbert Pieters in Anderlecht.
Gunter Daes nam de fakkel over op 29 maart 2014. Vergunning voor het bezit van een jachtvogelMet de algehele bescherming van alle roofvogels in België, was er niets in de wetgeving voorzien voor het behoud, noch voor de bevoorrading van roofvogels uit de natuur, ten behoeve van de valkerij. Om de valkerij als cultuurhistorisch erfgoed te bewaren, werd in afwijking van het Koninklijk besluit van 20 juli 1972 betreffende de bescherming van vogels, vergunning verleend een havik, slechtvalk of andere inheemse jachtvogel, in bezit te houden en te vervoeren met het oog op de vogeljacht. Ze was geldig, telkens voor een hernieuwbare periode van vier jaar en kon op elk ogenblik zonder waarschuwing of rechtvaardiging ingetrokken worden. Enkele jaren eerder hadden een tiental valkeniers, voornamelijk uit Wallonië, zich verenigd en de Club Marie de Bourgogne (CMB) opgericht. Om reden van het beperkt aantal vergunningen dat toegekend werd, was het vrijwel onmogelijk om er lid te worden. Later zou ook de BVVVH met dat fenomeen geconfronteerd worden. De hoogste prioriteit van bij de oprichting van onze vereniging was het verkrijgen van vergunningen voor havik. Onze eerste voorzitter Norbert Pieters heeft zich daar enorm voor ingespannen. Hij kon volksvertegenwoordiger Jef Valkeniers – destijds bij de Volksunie en later bij de VLD – overhalen om naar Limburg te komen en er het weispel met een (wildvang) lannervalk te komen aanschouwen. Ik was toen als enige in de vereniging in het bezit van een jachtvogel. Dhr. Valkeniers was overtuigd en gecharmeerd door de mooie vluchten van de valk. Bij de eerstvolgende zitting in het parlement eiste hij evenveel vergunningen voor de Vlamingen als er waren voor de Walen. Dank zij zijn snelle en krachtdadige tussenkomst werden de eerste 5 vergunningen voor een havik in onze vereniging uitgereikt in 1975. Wij hielden ons strikt aan de voorwaarden en afspraken die met de overheid gemaakt werden. Telkens bij de vierjaarlijkse hernieuwing van de vergunningen was het lobbyen om het aantal vergunningen met enkele eenheden uit te breiden. De eerste jaren heerste er een concurrentiestrijd om vergunningen tussen de CMB en de BVVVH. Jean D’Haen, voorzitter van 1985 tot 1987, zocht toenadering tot het bestuur van de CMB en werden er afspraken gemaakt om in de toekomst samen bij de overheid te gaan pleiten voor de uitbreiding van vergunningen en deze gelijk te verdelen. Op die wijze, en mede dank zij de kweek van roofvogels in gevangenschap, konden wij het aantal vergunningen uitbreiden tot 25 voor de BVVVH en 25 voor de CMB. Het aantal leden groeide echter veel sneller dan het aantal vergunningen en de wachtlijst van kandidaten werd steeds langer. Ondanks al onze inspanningen zorgde dit voor ongenoegen en soms voor afgunst. Daarom werd beslist om tijdelijk geen leden meer aan te nemen. Wij kregen het verwijt dat dit geen democratische regeling was. Inderdaad, maar het was de enig mogelijke. Mede door deze toestand en onze strikte gedragscode, werden er nieuwe verenigingen voor valkeniers en roofvogelhouders opgericht. In 1996 maakte de toepassing van het arrest “Didier Vergy” (zaak C-149/94, Europees Hof van Justitie, 08.02.96) een einde aan het systeem van vergunningen. Vogels die niet aan de natuur onttrokken zijn en in gevangenschap zijn geboren, vallen buiten de wet betreffende de bescherming van de vogels. Sindsdien is aan eenieder toegestaan om gelijk welke vogel, ook roofvogels, die in gevangenschap geboren is en waarvan de legale herkomst kan aangetoond worden, in bezit te hebben, te vervoeren en te verhandelen. Voor de meeste roofvogelsoorten is wel een cites-certificaat vereist. De jachtvogelsBuiten de inheemse roofvogelsoorten – havik, slechtvalk, sperwer en smelleken – die konden gebruikt worden voor de jacht maar die vergunningplichtig waren, waren wij bij de aanvang aangewezen op uitheemse en exotische soorten. Dat waren vooral saker-, lanner-, lugger- en andere valken, die als alternatief voor de slechtvalk gebruikt werden. Ze werden als wildvang ingevoerd. Nestelingen werden zelden in de handel aangeboden omdat hun overlevingskansen tijdens het vervoer veel kleiner waren. Bovendien waren nestelingen minder geliefd omdat zij soms onnatuurlijk en vervelend imprintgedrag vertonen, maar vooral omdat zij de zo hooggewaardeerde jachtervaring uit de natuur missen. Voor de havik was er geen waardig alternatief. De Harris Hawk (woestijnbuizerd) en de roodstaartbuizerd waren hier nog niet bekend. Pas in de jaren ’80 werden de eerste exemplaren via Engeland in België ingevoerd. Ondertussen is de Harris vanwege zijn geprezen jachtkwaliteiten, maar vooral om zijn aangenaam gedrag, de populairste jachtvogel geworden. Ingevolge de wereldwijde achteruitgang van sommige roofvogelsoorten werden ook buiten Europa meer en meer beschermingsmaatregelen genomen. Valkeniers ontwikkelden kweekprojecten in gevangenschap, deels voor de herintroductie in de natuur van met uitsterven bedreigde soorten en deels voor de bevoorrading van jachtvogels voor de valkerij, die door de beschermingsmaatregelen alsmaar moeilijker werd. De eerste roofvogels werden in België in gevangenschap gekweekt door mijzelf. In 1981 kweekte ik 4 jonge lannervalken uit een koppel dat als wildvang in 1977 uit Afrika ingevoerd werd. In 1983 kweekte ik de eerste hybride -slechtvalk x lannervalk- in België door toepassing van kunstmatige inseminatie. De kweek van roofvogels in gevangenschap luidde een nieuw tijdperk in voor de valkerij. Niet alleen valkeniers, maar ook andere liefhebbers vonden in het houden en kweken van roofvogels een passionele hobby. Hiermee was tevens de bevoorrading voor de valkerij gegarandeerd. Valkerij bedreigdIn de jaren ’90 groeide bij de bevolking de belangstelling voor de natuur. Meer en meer mensen maakten gebruik van de open ruimte. Er ontstonden clubs en verenigingen die wandelingen en andere natuuractiviteiten organiseerden. De groene gedachte zat in de lift. De kritiek, vooral ingegeven door emoties, op alles wat met de jacht te maken had, nam toe. Ook de valkerij ontsnapte daar niet aan. Vanaf 1990 kwam de valkerij regelmatig onder vuur te liggen. 1991 – het JachtdecreetBij de aanpassing van de Jachtwet met het Vlaamse Jachtdecreet van 24 juli 1991 werd door de parlementsleden de heren L. Dierickx en G. Janzegers een amendement ingediend dat stelde dat jachtvormen zoals de valkerij, de jacht met pijl en boog en de parforcejacht middeleeuwse praktijken zijn die dringend moesten worden afgeschaft. 1992 – witboek Valkerij in VlaanderenOp vraag van de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud om meer klaarheid te verschaffen over de valkerij in Vlaanderen schreef ik met de medewerking van dhr. Christian de Coune in 1992 het “Witboek Valkerij in Vlaanderen”. Dit rapport van 35 blz. gaf een duidelijk antwoord op de meest voorkomende vragen aangaande alle facetten van de valkerij. De bedoeling was om alle misverstanden en vooroordelen over de valkerij uit de weg te ruimen bij de overheid en bij de organisaties voor natuurbehoud en de jacht. Wij mochten daarbij rekenen op de volledige steun en medewerking van doctor Yves Lecocq, secretaris-generaal van de FACE – Federation of Associations for Hunting and Conservation of the E.U. Wettelijke erkenning van de valkerijOfficieel bestond de valkerij in België niet. Ze was niet verboden maar ze had geen wettelijk statuut. Nergens, in geen enkele officiële tekst werd de jacht met roofvogels vernoemd. Geen wettelijk statuut hebben houdt in dat er ook geen bescherming is. Ze werd gedoogd en aan de goodwill van de overheid overgeleverd. Ik vond dat een wettelijk statuut dringende noodzaak was. 1993 – de officiële erkenning van de jacht met roofvogelsBij de voorbereiding van de openingsbesluiten van de jacht in het Vlaamse Gewest voor de periode 1993 – 1998, werden door tegenstanders voorstellen ingediend om de jacht met roofvogels niet te openen. Ik maakte toen mijn dossier over aan de bevoegde minister Norbert De Batselier (SP). Ik nam persoonlijk contact op met al de bevoegde overheden en de personen en organisaties die daarbij betrokken waren, om mijn voorstel te bepleiten. Het dossier vond steun bij senator Georges Beerden (CVP), voorzitter van de commissie Jachtdecreet, bij de heer Silvester Tys -hoofdingenieur-directeur van de administratie van het ministerie bevoegd voor Natuur en Jacht en bij de heer Paul Wijndaele, voorzitter van de jagersvereniging KSHCB. De Vlaamse Hoge Jachtraad gaf een gunstig advies en de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud had geen bezwaren. RelatiesDe ervaring maakte duidelijk dat de tijd van politiek lobbywerk en steun zoeken op basis van goodwill bij politici voorbij was. Om de belangen van de valkerij op een adequate wijze te kunnen behartigen was telkens een geloofwaardig dossier met duidelijke en doorslaggevende argumenten noodzakelijk. Openingsbesluiten van de jacht periode 1998 – 2003Bij de voorbereiding van de openingsbesluiten van de jacht voor de periode1998 – 2003 diende ik een goed gedocumenteerd voorstel in om de jacht met roofvogels ook op waterwild toe te staan. Het voorstel kreeg de volledige steun van de directeur van Vogelbescherming Vlaanderen. In de ontwerptekst waarbij de vereniging Vogelbescherming de jacht steeds zoveel mogelijk tracht te beperken, stelt dhr. Jan Rodts zich in tegenstelling tot de jacht met vuurwapens, positief op tegenover de valkerij en stelt expliciet voor om de jacht met roofvogels op wilde eenden toe te staan. Openingsbesluiten van de jacht periode 2003 – 2008Vogelbescherming Vlaanderen dient voorstel in voor de volledige afschaffing van de jacht met roofvogels. Ons dossier kon de minister overtuigen. De jacht met roofvogels werd niet afgeschaft en onze voorstellen werden letterlijk overgenomen in de openingsbesluiten van de jacht voor de periode 2003 – 2008. Het siert de minister dat zij in alle objectiviteit een besluit nam dat volledig inging tegen de voorstellen van haar eigen achterban. Openingsbesluiten van de jacht periode 2008 – 2013Het gebruik van exoten en hybriden verbieden voor de jacht. Wettelijk verplicht valkerijexamenOp 22 september 2005 werd op initiatief van de BVVVH een werkgroep samengesteld uit afgevaardigden van alle valkerijverenigingen in Vlaanderen, allen vzw’s met op dat ogenblik een anciënniteit van tenminste 5 jaar, met name:
Vier verenigingen waren unaniem voor, CMB onthield zich: Belgische Valkerij Federatie – Valkeniers.be vzw./a.s.b.l. – Féderation Belge de la FauconnerieDe zorg voor de belangen van de valkerij eiste steeds meer inspanningen. Het was ten zeerste aangewezen dat de valkerijverenigingen zich organiseerden om in de toekomst gezamenlijk hun belangen te behartigen. Niet minder belangrijk was hun identiteit te bevestigen en het verschil te maken met de verenigingen van roofvogelhouders. De eerste poging van de BVVVH in 2004 om een koepelorganisatie op te richten mislukte. Dienst Dierenwelzijn FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen)Als gevolg van steeds wederkerende klachten van opvangcentra over te vaak verloren gevlogen “valkerij”-vogels die zij moeten opvangen en op aandringen van Vogelbescherming Vlaanderen is de raad voor dierenwelzijn in 2007 gestart met een onderzoek. De heer Jan Rodts viseert niet de valkerij – aldus het FAVV – maar is wel erg gekant tegen wat hij noemt “de pseudo-valkeniers”. Hij is tegen roofvogelshows en tentoonstellingen van roofvogels en uilen. Dergelijke manifestaties zouden ook het houden van roofvogels en uilen stimuleren. Er kwamen ook steeds meer klachten bij de Dienst Dierenwelzijn binnen over de huisvesting van roofvogels en er werden welzijnsproblemen vastgesteld. René Motmans |